Verhuur 230a-bedrijfsruimte en wetgeving

Indien de huurovereenkomst betrekking heeft op een onroerende zaak, niet zijnde een woonruimte of een winkelruimte in de zin van het Burgerlijk Wetboek (BW), dan valt de huurovereenkomst onder de werking van artikel 7:230a BW. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om een huurovereenkomst voor een garage, kantoorpand, praktijkruimte of werkplaats, hierna te noemen “230a-bedrijfsruimte”.

Duur en opzegging van de huurovereenkomst 230a-bedrijfsruimte

Partijen zijn bij de huurovereenkomst met betrekking tot een 230a-bedrijfsruimte wat betreft de duur van de huurovereenkomst vrij om af te spreken wat zij willen. In de wet is geen minimale huurtermijn opgenomen. De huurovereenkomst met betrekking tot een 230a-bedrijfsruimte eindigt van rechtswege door het verstrijken van de bepaalde termijn die partijen zijn overeengekomen. Is de huurovereenkomst aangegaan voor onbepaalde tijd, dan eindigt de huurovereenkomst door opzegging. Voor de opzegging van de huurovereenkomst met betrekking tot een 230a-bedrijfsruimte dient een opzegtermijn van minimaal 1 maand in acht te worden genomen.

Ontruimingsbescherming bij 230a-bedrijfsruimte

Indien de verhuurder de huurovereenkomst met betrekking tot een 230a-bedrijfsruimte opzegt, dan heeft de huurder recht op ontruimingsbescherming. De ontruimingsbescherming geldt ook indien de huurovereenkomst voor een bepaalde tijd is aangegaan. De ontruimingsbescherming houdt in dat de huurder als de huurovereenkomst eindigt in beginsel niet direct het gehuurde hoeft te ontruimen. De verplichting om het gehuurde te ontruimen is van rechtswege geschorst. De verhuurder moet de huurder schriftelijk de ontruiming aanzeggen tegen een tijdstip dat niet mag vallen voor het tijdstip waarop de huurovereenkomst eindigt.

De periode dat de verplichting tot ontruiming van het gehuurde geschorst is, bedraagt 2 maanden na het tijdstip waartegen door de verhuurder de ontruiming schriftelijk is aangezegd. Na het verstrijken van deze termijn dient de huurder het gehuurde te ontruimen, tenzij de rechter de termijn van de ontruimingsbescherming op verzoek van de huurder heeft verlengd.

Verlenging van de ontruimingsbescherming door de rechter

De huurder heeft gedurende de schorsingsperiode van 2 maanden het recht om de rechter op grond van artikel 7:230a BW te verzoeken de schorsing van de ontruimingsverplichting te verlengen. De rechter zal aan de hand van een belangenafweging een beslissing nemen over het verzoek. De rechter kan de schorsing van de ontruimingsverplichting met maximaal 1 jaar verlengen. De schorsingstermijn kan maximaal tweemaal worden verlengd, telkens met 1 jaar. Gedurende de schorsingsperiode is de huurovereenkomst beëindigd. Dit betekent dat de huurder geen huur aan de verhuurder betaalt, maar een gebruiksvergoeding. De hoogte van de gebruiksvergoeding zal wel worden bepaald aan de hand van de huurprijs.

 

author_photo

Over de auteur

mr. Mirjam Geuze info@juridische-supermarkt.nl 070 – 392 39 95

Specialist in

  • Contractenrecht
  • Overeenkomsten opstellen
  • Algemene voorwaarden opstellen
  • Kwaliteit
  • Maatwerk
  • Garantie
  • Ervaring